donderdag 7 maart 2013

Hoe jaag ik mijn lezers angst aan?


‘Terror is the finest emotion,’ moet Edgar Allan Poe ooit gezegd hebben. Angst is de zuiverste emotie. Met het Engelse woord ‘terror’ doelt Poe op onze primaire angsten. Niet de angst om te laat te komen of bindingsangst, maar de pure angst die al bestaat sinds onze voorouders met de veiligheid van het vuur de duisternis van zich af hielden. Het is een angst voor wat zich in dat duister afspeelt, voor het onbekende, voor de blikkerende tanden van de verborgen wildernis. Het is de angst van het kind dat ’s nachts bang is voor het monster onder zijn bed.
Sommige schrijvers kunnen deze angst moeiteloos bij de lezer oproepen. Poe was er zelf een meester in.
Hoe doen deze schrijvers dit? Dit wil ik weten. Ik wil leren hoe ik de spanning zo op kan bouwen dat de lezer het niet meer aan kan, met kippenvel het boek van zich afwerpt en alle lichten in huis aandoet.

Terreur

Niet voor niets komt het woord ‘terror’ voor in het woord terrorisme. Terrorisme is de strategie van angst zaaien. Het vult ons met een angst voor het onbekende en het onbeheersbare. Wanneer zouden ze toeslaan?
De schrijver van enge of spannende verhalen is een terrorist. Een diabolisch genie dat erop uit is om angst te zaaien onder lezers. Als een terrorist moet hij een atmosfeer scheppen waarin de lezer niets meer vertrouwt.

Het is namelijk niet de schrijver die de angst teweeg brengt. Evenmin is het de terrorist die ons over onze schouder doet kijken. Ook de wolven in de nacht zijn onschuldig. De enige die verantwoordelijk is voor deze angst is de lezer zelf. Die meest zuivere emotie komt voort uit onze fantasie. Wij stellen ons voor wat zich allemaal in het onbekende afspeelt en we huiveren ervan.
Een spannend boek weeft een web. De lezer wordt gevangen in de suggestie dat er van alles zou kunnen gebeuren en vult de donkere plekken zelf in.


Nooit meer slapen?

Eén boek heeft mij als kind ooit slapeloze nachten bezorgd: de heksen van Roald Dahl. Het prachtige gruwelijke verhaal van een jongen die door zijn oma gewaarschuwd wordt voor heksen en later tegen ze moet strijden op leven en dood.
De passage in dit verhaal die mij de meeste angst aanjoeg zit al vroeg in het boek. Oma heeft net in bijzonder grafische details verteld over heksen en de dingen die ze kinderen aandoen. Onze fantasie is geprikkeld. We weten dat deze wezens tot alles in staat zijn.
Dan wordt de hoofdpersoon op een middag benaderd door een heks. Als hij in een boom aan het klimmen is verschijnt een vrouw die hij dankzij de lessen van oma direct herkent als een heks. Ze vraagt hem om naar beneden te komen. Ze wil hem iets geven. Een klein slangetje kronkelt in haar gehandschoende hand.
De hoofdpersoon trapt er niet in, klimt hoger in de boom en wacht tot de heks verdwijnt. Verder gebeurt er niets. Toch durfde ik niet verder te lezen.
’s Nachts heb ik niet geslapen. Ik keek naar de gordijnen die het onbekende voor mij verborgen hielden en beeldde me in hoe daarachter die demonische kinderhaters mijn vernietiging beraamden.


Wat moet ik doen?

Angst wordt opgeroepen door met suggestie de fantasie te prikkelen. De lezer doet het meeste zelf. Als ik angst op wil roepen moet ik lezers voldoende middelen geven om zichzelf angst aan te jagen. Ik moet sfeer opbouwen en omstandigheden schetsen. Maar ik moet vooral dingen weglaten, verborgen houden in het duister. De fantasie doet de rest.

Deze tekst verscheen eerder op schrijvenonline.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten