‘Terror is the finest emotion,’ moet Edgar Allan Poe ooit
gezegd hebben. Angst is de zuiverste emotie. Met het Engelse woord ‘terror’
doelt Poe op onze primaire angsten. Niet de angst om te laat te komen of
bindingsangst, maar de pure angst die al bestaat sinds onze voorouders met de
veiligheid van het vuur de duisternis van zich af hielden. Het is een angst
voor wat zich in dat duister afspeelt, voor het onbekende, voor de blikkerende
tanden van de verborgen wildernis. Het is de angst van het kind dat ’s nachts
bang is voor het monster onder zijn bed.
Sommige schrijvers kunnen deze angst moeiteloos bij de lezer
oproepen. Poe was er zelf een meester in.
Hoe doen deze schrijvers dit? Dit wil ik weten. Ik wil leren
hoe ik de spanning zo op kan bouwen dat de lezer het niet meer aan kan, met
kippenvel het boek van zich afwerpt en alle lichten in huis aandoet.
Terreur
Niet voor niets komt het woord ‘terror’ voor in het woord
terrorisme. Terrorisme is de strategie van angst zaaien. Het vult ons met een
angst voor het onbekende en het onbeheersbare. Wanneer zouden ze toeslaan?
De schrijver van enge of spannende verhalen is een
terrorist. Een diabolisch genie dat erop uit is om angst te zaaien onder
lezers. Als een terrorist moet hij een atmosfeer scheppen waarin de lezer niets
meer vertrouwt.
Het is namelijk niet de schrijver die de angst teweeg
brengt. Evenmin is het de terrorist die ons over onze schouder doet kijken. Ook
de wolven in de nacht zijn onschuldig. De enige die verantwoordelijk is voor
deze angst is de lezer zelf. Die meest zuivere emotie komt voort uit onze
fantasie. Wij stellen ons voor wat zich allemaal in het onbekende afspeelt en
we huiveren ervan.
Een spannend boek weeft een web. De lezer wordt gevangen in
de suggestie dat er van alles zou kunnen gebeuren en vult de donkere plekken
zelf in.
Nooit meer slapen?
Eén boek heeft mij als kind ooit slapeloze nachten bezorgd:
de heksen van Roald Dahl. Het prachtige gruwelijke verhaal van een jongen die
door zijn oma gewaarschuwd wordt voor heksen en later tegen ze moet strijden op
leven en dood.
De passage in dit verhaal die mij de meeste angst aanjoeg
zit al vroeg in het boek. Oma heeft net in bijzonder grafische details verteld
over heksen en de dingen die ze kinderen aandoen. Onze fantasie is geprikkeld.
We weten dat deze wezens tot alles in staat zijn.
Dan wordt de hoofdpersoon op een middag benaderd door een
heks. Als hij in een boom aan het klimmen is verschijnt een vrouw die hij
dankzij de lessen van oma direct herkent als een heks. Ze vraagt hem om naar
beneden te komen. Ze wil hem iets geven. Een klein slangetje kronkelt in haar
gehandschoende hand.
De hoofdpersoon trapt er niet in, klimt hoger in de boom en
wacht tot de heks verdwijnt. Verder gebeurt er niets. Toch durfde ik niet
verder te lezen.
’s Nachts heb ik niet geslapen. Ik keek naar de gordijnen
die het onbekende voor mij verborgen hielden en beeldde me in hoe daarachter
die demonische kinderhaters mijn vernietiging beraamden.
Wat moet ik doen?
Angst wordt opgeroepen door met suggestie de fantasie te
prikkelen. De lezer doet het meeste zelf. Als ik angst op wil roepen moet ik
lezers voldoende middelen geven om zichzelf angst aan te jagen. Ik moet sfeer
opbouwen en omstandigheden schetsen. Maar ik moet vooral dingen weglaten,
verborgen houden in het duister. De fantasie doet de rest.
Deze tekst verscheen eerder op schrijvenonline.
Deze tekst verscheen eerder op schrijvenonline.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten